Van “rot maar weer op” naar vertrouwen

Het verhaal van meneer W. laat zien hoe geduld en volharding het verschil kunnen maken. Van wantrouwen en scheldpartijen naar waardering en een glimlach: vertrouwen groeit langzaam, maar als het er eenmaal is, geeft het contact warmte en betekenis — voor ons allebei.

Meneer W. woont bijna zijn hele leven in zorginstellingen. Hij heeft een lichte verstandelijke beperking en schizofrenie. Veel familie heeft hij niet; alleen een zus, die zelf ziek en ouder is, en een moeder met vergevorderde dementie. Beiden wonen bovendien aan de andere kant van het land. Intensief contact is er nooit geweest. Meneer W. is geen prater en heeft in zijn leven al veel meegemaakt in verschillende instellingen, hierdoor heeft hij onder andere last van bindingsangst en verlatingsangst.

Jarenlang heeft hij een mannelijke vrijwillig-mentor. Ze praten niet veel, maar het contact is stabiel en vertrouwd. Tot de mentor plots moet stoppen vanwege gezondheidsproblemen. Omdat de beschikking bij onze stichting ligt, bezoek ik hem als coördinator om dit uit te leggen. Het nieuws maakt hem boos en verdrietig. Hij weet niet hoe hij met die emoties om moet gaan. De zorg begrijpt dit en adviseert me hem even een weekje de tijd te geven.

Wanneer ik een week later terugkeer, merk ik hoe moeilijk het voor hem is. Zodra ik aanklop en zijn kamer binnenstap, volgt er een scheldpartij en word ik zeer duidelijk verzocht te vertrekken. Ik blijf rustig, zeg dat ik de week erna weer kom, en vertrek.

En zo begint een ritme van bezoeken. Week na week kom ik langs, vaak maar kort, vaak weer weggestuurd met de inmiddels bekende woorden: “rot maar weer op.” Toch houd ik vol, omdat ik voel dat hij vooral tijd nodig heeft. Samen met zijn persoonlijk begeleider besluit ik dat het de juiste aanpak is om hem die ruimte te geven.

Na zeven bezoeken verandert er iets. Ik klop zoals altijd op de deur en dit keer volgt geen scheldpartij. Hij zegt volmondig “oké” en geeft een knikje richting een stoel. Voorzichtig begin ik iets over mezelf te vertellen en over mijn interesse in dagjes uit. Zijn kamer staat vol met items van de Efteling, dus dat vormt een mooi haakje. Hij reageert weinig, maar het feit dat ik mag blijven zitten voelt als een overwinning. Na tien minuten zegt hij kalm: “Rot nu maar weer op.” Ik glimlach en bedank hem voor de tijd.

Zo gaat het maandenlang. Tien minuten per bezoek, meestal afgesloten met dezelfde woorden. Maar langzaam zie ik verschil. Hij antwoordt iets vaker, geeft korte “ja” of “nee” reacties, en ik merk dat de muren stukje bij beetje afbrokkelen. Heel soms bespeur ik zelfs een kleine glimlach op zijn gezicht als ik een grapje maak.

Na een vakantie van drie weken gebeurt er iets onverwachts. Als ik terugkom, tref ik hem in de centrale hal. Verrast vraag ik wat hij daar doet. Zijn antwoord laat me stilvallen: “Ik zit hier al een half uur te wachten.” In dat moment besef ik dat mijn volharding niet voor niets is geweest. Achter zijn harde woorden schuilt waardering en behoefte aan contact.

Inmiddels bezoek ik meneer W. anderhalf jaar, gemiddeld twee keer per maand. De woorden “rot maar weer op” zijn veranderd in “wanneer kom je weer?” Hij vertrouwt me, en af en toe deelt hij belangrijke dingen die hem raken. Hij zegt nog steeds niet veel, maar als het ertoe doet, spreekt hij. Het vertrouwen is gegroeid, langzaam maar zeker.

Elke keer als ik hem zie, met een glimlach wachtend, voel ik dankbaarheid. Het laat me zien hoe waardevol het is om geduld te hebben, vol te houden en iemand de tijd te gunnen om vertrouwen opnieuw te leren voelen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *