Geen eindpunt, maar een stevig fundament

Als mentor kom je soms in situaties terecht waarin regels en maatregelen niet langer passen bij iemands ontwikkeling. In deze blog deel ik het verhaal van een cliënt die, ondanks een jarenlange beperkende maatregel en wisselende woonplekken, laat zien wat er mogelijk is met de juiste begeleiding, een veilige omgeving en vertrouwen. Zijn weg naar zelfstandigheid en welzijn is niet vanzelfsprekend, maar toont de kracht van mensgerichte zorg, preventieve ondersteuning en samenwerking. Een verhaal over veerkracht, keuzes durven maken en vooral: blijven geloven in groei.

Ooit ben ik begonnen als mentor op persoonlijke titel van een oud-leerling. Dat smaakte naar meer. Ik wilde me verdiepen in het mentorschap zelf, en de scholing via Mentorschap Rotterdam sprak me aan. Bovendien kreeg ik door het afbouwen van mijn dagelijkse werkzaamheden meer vrije tijd — en die wilde ik sociaal en dienstbaar blijven invullen.

Via Mentorschap Rotterdam word ik gekoppeld aan een nieuwe cliënt. Tijdens onze kennismaking hoor ik dat hij al tien jaar onder een beperkende maatregel valt, opgelegd vanwege een akkefietje op veertienjarige leeftijd. Midden in de nacht gaat de deurbel af ter controle, en bij elke verplaatsing naar en van zijn woning moet er gemeld worden: “Hij vertrekt nu” en “Hij is gearriveerd”.

Als ik doorvraag, blijkt er sindsdien eigenlijk niets meer voorgevallen te zijn. Het ging toen om een advies van de rechter, geen opgelegde maatregel. Toch is hij er al tien jaar aan gebonden.

In mijn eerste overleg met de instelling kaart ik aan of deze maatregel nog wel passend is, gezien het lange tijd goede gedrag van mijn cliënt. De leiding belooft het intern te bespreken.

Een paar weken later — het is Hemelvaart en ik sta op de camping onder de douche — word ik gebeld. Een andere cliënt heeft melding gemaakt van ongewenste handelingen door mijn cliënt. Mijn cliënt ontkent, zegt dat de ander juist schuldig is. De instelling doet niet aan waarheidsvinding; wie als eerste meldt, wordt geloofd. De ander heeft pech. Een overplaatsing dreigt.

Samen met de coördinator lukt het ons om dat te voorkomen. In plaats van een externe overplaatsing, komt er een tijdelijke crisisplek op het terrein zelf. Mijn vrouw, ongerust over mijn lange afwezigheid, komt na anderhalf uur kijken waar ik blijf. Immers sta ik nog steeds in het douche-gebouw. Uiteindelijk wordt er na een paar dagen gekozen voor een doordachte, definitieve oplossing: een andere, naastgelegen woning, met behoud van dezelfde dagbesteding. Een werkbaar compromis.

Na een jaar ziet de leiding in dat deze plek, met oudere bewoners, toch niet passend is. Het loopt daar ook niet soepel. Hij mag terug naar zijn oude woning — onder voorwaarden.

Drie maanden later, op een zondag, belt mijn cliënt me: de andere cliënt valt hem opnieuw lastig. Ik ben blij dat hij snel en volgens afspraak contact opneemt. Hulde. De voltallige leiding — drie man — blijkt buiten te staan roken. Geen toezicht. Ik vraag hem me direct door te verbinden met hen via zijn telefoon. Kort en krachtig zeg ik: “Er is een incident. Waar is jullie toezicht? Ik kom eraan.”

Dit keer is het de andere cliënt die wordt overgeplaatst. De instelling kan er niet omheen.

Maar de beperkende maatregel blijft. Net als de voortdurende wisselingen van leidinggevenden. Die onrust doet mijn cliënt geen goed.

Dan komt er een verzoek van hemzelf. Hij heeft gehoord via-via: er komt een nieuwe zorghoeve. Dáár wil hij wonen. Het is nog steeds coronatijd — beslissingen zijn lastig. Ik overleg met de coördinator, spar met andere mentoren, maak een sterkte-zwakteanalyse. Uiteindelijk wordt hij de eerste bewoner van de nieuwe zorghoeve.

Spijt van die beslissing? Geen moment.

Mijn cliënt bloeit op. Hij valt meer dan dertig kilo af. Zijn sportblessure is vrijwel verdwenen. Hij krijgt preventieve coaching op gedrag. Zijn werk is afwisselend en passend. Hij voelt zich goed, zit zichtbaar beter in zijn vel.

Bij een pgb-controle komt zelfs de vraag: “Moet zijn indicatie niet neerwaarts worden bijgesteld?”
Mijn antwoord is helder: “Nee.”

Want juist door de juiste plek, met passende, preventieve zorg en aandacht, lukt het hem zich goed staande te houden. Dat is geen toeval, maar resultaat van gezamenlijke inzet. Dit succes verdient het om gekoesterd en bewaakt te worden — door de cliënt, de zorginstelling, zijn omgeving en mij als mentor.

En dat doen we. In overleg hebben we het zorgplan en de gedragskaart zo aangepast dat het succes verklaard wordt door preventief handelen. Zo voorkomen we samen een terugval en zorgen we ervoor dat de ondersteuning passend én betaalbaar blijft.

Het is geen eindpunt, maar een stevig fundament.
En we blijven bouwen — in het belang van mijn cliënt.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *