Direct contact? Bel een coördinator.
Een nieuw thuis voor twee
Soms betekent mentorschap méér dan meedenken over zorg of het bewaken van belangen. Soms gaat het om iets kleins — of juist iets heel groots — waar het hart van een cliënt aan vastzit. In dit verhaal lees je over een vrouw met dementie, haar trouwe hond, en de zoektocht naar een nieuw thuis voor beiden. Over vertrouwen dat groeit, zorgen die gedeeld worden, en hoe een knuffel bij het bed soms net zo belangrijk is als een handtekening op papier.

Mijn eerste cliënt bij Mentorschap Rotterdam is een hele lieve vrouw die langzaamaan steeds meer last krijgt van haar dementie. Ze heeft geen familie, maar gelukkig wel een zorgzame buurman die al jaren veel voor haar betekent en doet. Op een bepaald moment wordt het hem te veel, en gaat hij, samen met de casemanager van mevrouw op zoek naar een mentor om haar beter te kunnen ondersteunen.
Ik ontmoet mijn cliënt in haar eigen woning. Ze heeft een rescue-hond, inmiddels al 13 jaar oud, die de hele dag trouw aan haar voeten ligt te slapen. Ze zijn duidelijk sterk aan elkaar gehecht.
Hoewel ze veel thuiszorg ontvangt, blijkt dit niet meer voldoende. We moeten besluiten dat mevrouw naar een verzorgingshuis gaat verhuizen. Ze loopt soms zomaar naar buiten zonder sleutels, laat de deur openstaan en weet de weg naar huis niet meer terug. Het is niet langer veilig.
Maar… haar hond mag niet mee.
Mijn cliënt maakt zich daar enorm veel zorgen over. Haar grootste angst is dat haar hond geen nieuw thuis zal krijgen. Ik beloof haar dat ik mijn uiterste best zal doen om goed voor haar hond te zorgen en een liefdevol plekje te vinden.
Er ontstaat al snel een vertrouwensband tussen ons. Ze gelooft me, en ik voel de verantwoordelijkheid om haar niet teleur te stellen.
Ik begin direct te zoeken naar een oplossing. Door de hoge leeftijd van de hond is het moeilijk. Uiteindelijk neemt de buurman de hond voorlopig in huis, hoewel hij daar eigenlijk niet op zit te wachten.
Ik breng de hond naar de dierenarts. Hij is erg bang, gilt van angst, en moet onder verdoving worden behandeld. Gelukkig overleeft hij het. Er is veel achterstallige verzorging — de laatste jaren heeft mijn cliënt dat, begrijpelijk, niet meer kunnen bijhouden.
Ondertussen blijken de meeste asielen vol of gesloten. Overal waar ik kom, vraag ik mensen of ze iemand weten. Ik hoop op een wonder. En dan gebeurt er iets onverwachts: de buurman geeft aan toch een beetje gehecht te raken aan het beestje! Maar helaas, hij wil hem echt niet houden — en dat blijft hij duidelijk maken. Jammer, denk ik, maar ik blijf zoeken.
Dan, eindelijk, komt er een oplossing. In het verpleeghuis spreek ik iemand van kantoor en vertel het verhaal van mijn cliënt en haar hond. Wat blijkt? Haar dochter wil de hond graag een fijn huisje bieden! Wat een opluchting — voor de hond, voor mijn cliënt, en stiekem ook een beetje voor mij.
De eerste drie maanden in het verpleeghuis vraagt mijn cliënt vaak naar haar hond. Ze mist hem intens. Ik laat haar foto’s zien van de hond in zijn nieuwe huis: op de bank, samen met twee andere honden, helemaal op zijn gemak. Wanneer ze de foto’s ziet, begint ze te huilen van blijdschap.
Mijn cliënt is altijd een enorme dierenliefhebber geweest. Ik koop een zachte knuffelhond voor haar, zodat ze ermee kan slapen. Het geeft haar troost.
Na verloop van tijd wil ze de foto’s niet meer zien. En uiteindelijk vergeet ze haar hond helemaal — haar ziekte neemt langzaam bezit van haar herinneringen.
Maar ik weet: toen het nog kon, voelde ze zich gerust. Ze wist dat haar hond goed terecht was gekomen. En dat vertrouwen, dat ze me toen gaf om voor haar dierbaarste bezit zorg te dragen, blijft me altijd bij.