De Radetzky Mars

Sommige levensverhalen laten je niet los. Ze raken je, frustreren soms, maar laten vooral zien hoe krachtig en eigen iemand kan blijven – ook in kwetsbare omstandigheden. Dit is het verhaal van een dame met een bewogen leven, veel verlies, maar ook een onmiskenbare wilskracht en eigenheid. Als mentor loop ik een tijdje met haar mee. Een tijd vol zorgen, maar ook vol warme, menselijke momenten.

Ze is 75 jaar. Een dame die haar hele leven omringd is door alcohol. Eerst in het gezin waarin ze opgroeit, later in haar huwelijk en in haar eigen gezin. Haar netwerk is klein: drie kinderen. Eén is overleden aan een verslaving. De andere twee kampen nog steeds met hun eigen afhankelijkheden en maken financieel misbruik van hun moeder. Al veertig jaar woont ze in een portiekwoning met — ja, echt — 43 steile treden.

Op de dag dat ik samen met de hulpverleners bij haar thuis kom om te overleggen over de toekomst, treffen we een verontrustende situatie aan. Ze blijkt te zijn gevallen en ligt al vier dagen op de bank. Haar schoonzoon zit ernaast met een biertje in de hand, maar heeft geen arts gewaarschuwd. In plaats van overleg, bellen we direct de huisarts. We maken duidelijk hoe ernstig de situatie is. Ze wordt met de ambulance opgehaald. Ik pak wat kleding en toiletspullen voor haar in. Terwijl ze de broeders op haar karakteristieke manier verbaal een uitbrander geeft, zien we ook de vertrouwde grapjes terug. Gelukkig.

In het ziekenhuis blijkt haar heup gebroken. Na een operatie verhuist ze naar een zorghotel om te revalideren. Zou dit hét moment zijn om haar te bewegen naar een zorginstelling? Tijdens mijn bezoek zie ik haar gezellig kletsen met de andere bewoners aan de lunchtafel. Wat gun ik haar deze aanspraak, dit contact, deze warme momenten van samenzijn.

Maar zelf moet ze er niets van weten. Een gesprek met de psycholoog? Absoluut niet. “Die mensen weten echt niet waar ze het over hebben,” zegt ze resoluut. “Dat is eerder ook wel gebleken.” Als we met het hoofd van de afdeling spreken, horen we dat er vermoedens zijn dat haar dochter alcohol meebrengt. Mevrouw ontkent het, maar even later zegt ze luchtig: “Ah joh, wat geeft dat nou.”

Samen met de maatschappelijk werker voer ik een open gesprek met haar. We uiten onze zorgen over een mogelijke terugkeer naar huis. Mevrouw deelt die zorgen totaal niet. Ze heeft zelfs al een plan: “Ik trek me op aan de leuning en ga trede voor trede omhoog.” In mijn hoofd doemen de vragen op. Hoe zit het met haar veiligheid? Ze is vaak onder invloed. Wie doet de boodschappen? Wie zorgt voor haar? Hoe krijgen we thuiszorg geregeld?

De ergotherapeut bekijkt samen met haar de thuissituatie. Zijn oordeel? “Het kan hoor.” Dus ga ik in overleg met het ziekenhuis om zorg thuis op te starten. Mevrouw vindt dat eigenlijk niet nodig, maar diep vanbinnen weet ik dat ze het uiteindelijk ook wel prettig vindt als er iemand langskomt.

En zo keert ze terug naar haar vertrouwde stekje. Wat een wilskracht laat ze zien als ze die 43 treden beklimt!

Een aantal maanden gaan voorbij. Mevrouw wordt goed in de gaten gehouden door begeleiding en thuiszorg. Ik heb regelmatig contact met hen en steeds opnieuw vragen we ons af: is dit nog verantwoord? Volgens de huisarts is de situatie nog niet schrijnend genoeg voor een gedwongen opname. Mevrouw zelf wil daar uiteraard niets van weten.

Dan komt het signaal: mevrouw heeft al dagen niet gegeten. De begeleiding vermoedt dat het fysiek niet meer lukt, mogelijk door haar slokdarm. Ze schakelen snel de huisarts in. Mevrouw blijft rustig, voelt zelf ook dat het niet goed gaat. In het ziekenhuis volgt de diagnose: een tumor bij haar slokdarm. De prognose is slecht. Er wordt een palliatief beleid afgesproken. Mevrouw begrijpt dat en geeft zelf haar wensen aan. Ik ondersteun haar waar ik kan.

Als ik haar bezoek, zie ik een andere vrouw. Rustig. Berustend. Niet meer strijdlustig of tegendraads. We blikken terug op het afgelopen anderhalf jaar, lachen om gebeurtenissen die toen nog lastig waren. Ze zegt: “Ik ga weer naar m’n man, daar kijk ik naar uit.” We bespreken nog één keer haar wensen voor de uitvaart: rode en witte rozen… én de Radetzky Mars. Dat zegt alles over haar.

We nemen afscheid. Ze wil pas in slaap worden gebracht als haar dochters zijn geweest. En die komen — helaas onder invloed. Ze worden door de beveiliging verwijderd. Pijnlijk, maar het past bij haar levensverhaal.

Op de uitvaart zijn slechts een paar mensen aanwezig. Voornamelijk zorgverleners. De dochters zijn er, en een zus met schuldgevoelens. Ik zeg iets kleins over haar, deel herinneringen, wens haar een goede reis. De zus bedankt me voor de zorg, daar waar zij het niet meer kon bieden.

Een mentorschap dat soms lastig is, maar ook zo mooi. We gunden haar meer, maar sloten steeds aan bij het leven dat zij wilde leven.

En dus sluiten we, helemaal in haar stijl, af met: … de Radetzky Mars

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *