Vergeet de tijd, niet de mens

In een tijd waarin ouderen steeds langer thuis wonen, speelt vertrouwen een grote rol. Dit verhaal neemt je mee in een ontmoeting tussen een mentor en een dame van 79 jaar oud; haar echtgenoot is ze verloren en haar 3 kinderen willen geen contact. Ze gaat achteruit; haar geheugen laat haar steeds meer in de steek.
Een kennismaking vol kleine vergissingen, onverwachte wendingen en oprechte momenten van contact. Over verdwalen in de tijd, samen lachen om een oud boodschappenbriefje, en de kracht van simpelweg aanwezig zijn.

Wat fijn is het toch dat men steeds langer in de eigen, vertrouwde omgeving kan blijven wonen — met behulp van een casemanager, thuiszorg en een netwerk van buurvrouwen.
Maar ook die buurvrouwen zijn op leeftijd. En ja, er is zorg, maar wie neemt de beslissingen op het moment dat mevrouw dat straks zelf niet meer kan?

Dus wordt er door de betrokken casemanager bewindvoering en mentorschap aangevraagd. Het gaat nu nog redelijk goed met mevrouw, maar juist in dit stadium kan ze bewust een vertrouwensband opbouwen met de mentor.

Ik heb een afspraak ter kennismaking gemaakt, in aanwezigheid van de casemanager en een buurvrouw. We staan met z’n drieën voor de deur, maar mevrouw doet niet open. De dames geven aan dat dat de laatste tijd wel vaker gebeurt. Gelukkig is er een mobiele telefoon, en mevrouw weet daar ook nog mee om te gaan. Ze wordt gebeld. Ze geeft aan dat ze boodschappen aan het doen is. Ze staat bij de kassa en heeft geen portemonnee bij zich. Ze mag haar boodschappen laten liggen en komt terug naar huis voor haar afspraak.

In alle rust komt ze thuis. En ja hoor… haar portemonnee zat in een andere tas.
Ze ploft neer in haar stoel en laat zich verzorgen door het bezoek met een kopje thee. Enigszins terughoudend begint ze aan het gesprek, maar ze staat open voor een mentor die haar komt ondersteunen en helpen bij het overwegen van besluiten. Dat vindt ze eigenlijk ook wel gezellig!
Dat is alvast een mooi begin.

Twee maanden later is de beschikking afgegeven en kan er officieel gestart worden.
Ik bel mevrouw een dag van tevoren op en vraag haar of het goed is als ik morgen rond 11.45 uur bij haar langskom. Mevrouw antwoordt dat dat goed uitkomt, want de huishoudelijke hulp is er dan nog net, dus dan is ze thuis.

Zo gezegd, zo gedaan: de volgende dag sta ik bij haar voor de deur voor de vervolgkennismaking. Nu even gezellig samen, zonder anderen erbij. Zo kan ik nog eens goed uitleggen waarbij ik mevrouw als mentor kan ondersteunen.
Ik bel aan… geen gehoor. Nog maar een keer… De hulp zou er nog zijn, dus ze zou thuis moeten zijn. Na een poosje wachten zonder resultaat besluit ik mevrouw op haar mobiel te bellen. Ze neemt op en laat weten net op weg te zijn naar de winkels.
Als ik aangeef dat we om 11.45 uur een afspraak hadden, zegt ze: “Maar zo laat is het toch nog niet?!”
“De tijd gaat snel,” zeg ik, “het is ondertussen zelfs al bijna 12 uur.”

Tijdens het gesprek overweeg ik verschillende opties: ik kan weggaan en een andere keer terugkomen, ik kan wachten… maar waarom loop ik niet naar mevrouw toe en gaan we samen het winkelcentrum in?
Dus dat doe ik dan ook. Mevrouw kan goed beschrijven waar ze is, en zo vind ik haar.

Al kletsend lopen we langs de winkels, waar ze de Rotterdammer wil halen en eten wil kopen voor vanavond. Ze heeft een briefje bij zich. Het is niet zo veel, zegt ze, maar toch.
In de supermarkt pakt ze haar briefje. Ze kijkt… en kijkt dan nog eens. Ze begint te lachen: “Volgens mij is dit briefje van gisteren!”
We lachen er samen om, en we hebben het erover wat ze vanavond zou willen eten.
Sla bij de aardappelen van gisteren. Vlees heeft ze nog.
Dus verlaten we de winkel met alleen een zakje sla.

Op de weg naar huis vertelt mevrouw uitgebreid over de afgelopen jaren. Deels hetzelfde als de vorige keer, deels alsof het net gebeurd is. Maar het is gezellig, en mevrouw geniet van het voor haar onverwachte bezoek.

Ze zegt dat ze binnenkort een uitje heeft naar een museum en daarna met de groep asperges gaat eten. Het water loopt haar nu al in de mond. Ze heeft er zin in; ze straalt ervan!

Als we bij haar woning aankomen, nemen we afscheid. Ik wens haar alvast een leuk uitje en smakelijk eten.
“Dat komt zeker goed,” zegt ze, en vrolijk zwaait ze me uit.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *