Direct contact? Bel een coördinator.
Verhuizen
Dinsdagmiddag, 12:00 uur. Vandaag is een belangrijke dag voor mijn cliënt: zijn langverwachte verhuizing naar het verpleeghuis staat gepland. Een plek waar hij niet meer alleen zal zijn, waar zorg altijd dichtbij is en waar hij eindelijk weer onder de mensen kan komen. Maar zoals bij zoveel veranderingen in het leven, gaat ook deze stap niet zonder weerstand. Zijn stemming kan van het ene op het andere moment omslaan en ik weet nooit precies wat ik aantref als ik aanklop. Toch sta ik vol goede moed voor zijn deur, klaar om hem te begeleiden naar deze nieuwe fase in zijn leven.

Dinsdag 12:00 uur, ik ben bewust al vroeg vertrokken, omdat ik weet dat mijn cliënt veel in bed ligt.
Vandaag staat zijn opname gepland in het verpleeghuis. Dit is een sterke wens van dhr. zelf. Hij wil hier al heel lang naartoe, thuis is hij alleen, de zorg niet toereikend en de muren komen op hem af. Dhr. lijdt al een aantal jaren aan dementie, in het begin ging het nog best aardig maar met de dementie kwamen ook de stemmingswisselingen en zodoende werd zijn, toch al beperkte netwerk, steeds kleiner. Tot alleen de zorg nog maar langs kwam.
Sinds een aantal maanden zijn wij mentor van dhr. Ik bezoek hem met regelmaat en de bezoeken zijn eigenlijk tot nu toe altijd positief verlopen. Soms verandert zijn stemming als ik een half uurtje ben geweest. Hij wordt dan ineens boos, geagiteerd. Geen probleem, dat hoort bij zijn aandoening. Ik ga dan weer weg en laat hem verder met rust. Toch heeft dhr. ook een andere kant; hij kan heel dreigend zijn. Soms naar zorgverleners toe als hij er geen zin in heeft, gaat dan schelden en schreeuwen. Vaak is dit een half uur later zomaar weer anders, soms blijft een aantal dagen aan.
Middels de casemanager dementie is hij aangemeld voor het verpleeghuis van zijn keuze, hij is al eens gaan kijken vooraf en daarna definitief aangegeven dat hij hierheen wil.
Ik sta voor de deur, al 30 minuten bel en klop ik aan. Het is de vraag of hij ligt te slapen of zijn bokkenpruik op heeft en geen zin heeft om open te doen. Ik bel met de casemanager en in overleg met hem bel ik de thuiszorg medewerker of die met mij samen naar binnen wil gaan middels de sleutel die zich in de sleutelkluis bevind. Dhr. heeft hier al geruime tijd geleden een machtiging voor afgegeven en zij maken hier vaker gebruik van. Benieuwd wat ik aan ga treffen loop ik de woonkamer in, niemand te bekennen, ik vind dhr. in zijn slaapkamer, zittend op de rand van het bed in zijn ondergoed met een kopje koffie. Dhr. kijkt me geagiteerd aan, “wat moeten jullie nu weer” is zijn vraag. Ik vertel dat we goed nieuws hebben, hij kijkt me aan en verzoekt me allerminst vriendelijk te vertrekken. Ik besluit met de thuiszorg medewerker dat we even in de woonkamer wachten en zeg dit tegen dhr.
15 minuten later besluit dhr. toch om de woonkamer in te komen, nog steeds in zijn ondergoed. Hij kijkt nog steeds geagiteerd en vraagt mij te vertrekken, de thuiszorg medewerker mag gaan zitten geeft hij aan. Ik zeg dat ik even in de gang zal wachten. Vanaf de gang volg ik het gesprek, dhr. is duidelijk niet in zijn beste humeur, hij verwijt de thuiszorg medewerker dat hij ‘domme vragen’ stelt en maar terug op cursus moet. Na zo’n half uur praten verzoekt hij ook de thuiszorgmedewerker te vertrekken. Inmiddels is het half 2, de opname stond gepland om 2 uur.
Eenmaal buiten bedank ik de thuiszorgmedewerker voor zijn inzet en hij wenst mij verder succes. Ik bel met de casemanager en leg de situatie uit, we besluiten dat ik het over een half uurtje nogmaals probeer. Immers slaat zijn humeur wel vaker in korte tijd om. De casemanager gaat ondertussen het verpleeghuis inlichten dat we later komen (hopelijk).
Na een half uur in het zonnetje gewacht te hebben stap ik het appartementencomplex weer in vol goede moed. Ik gun mijn cliënt zo dat hij weer fijn onder de mensen is, een potje kan biljarten, waar hij zo naar uitkijkt al lange tijd.
Ik bel wederom aan, er wordt niet open gedaan. Ik besluit toch nog even te wachten maar heb de angst dat hij terug naar bed is gegaan. Na 10 minuten doet hij toch open, aan zijn gezicht kan ik niet aflezen of zijn humeur al wat beter is, dus ik besluit er positief in te gaan. “Ik heb goed nieuws” zeg ik en mokkend krijg ik het antwoord “dat heb je de hele ochtend al”. Hij was dus duidelijk nog niet vergeten dat ik al eerder was geweest vandaag. “Kom maar binnen dan” is de boodschap. Ik stap binnen en bedank hem dat ik even mag binnenkomen. Hij vraagt me wat ik met ‘die eikel’ heb gedaan. Ik heb verteld dat die weg is, hij zucht en zegt “fijn”.
Hij gaat aan zijn tafel zitten en nodigt mij uit erbij te komen. Ik zet een kopje koffie voor hem en geef hem een croissant, die ik meegenomen had. Hij lijkt iets milder te worden nu. Ik vertel hem dat hij, als hij wilt, vandaag kan verhuizen. Hij lijkt blij, maar wordt ineens onzeker. Heeft veel vragen, wat als hij de kamer niet leuk vind? Wat als hij de afdeling niet leuk vind? Kan hij dan nog weg? De antwoorden die ik geef hierop bevredigen hem niet. Ik besluit naar het verzorgingstehuis te bellen met de telefoon op luidspreker zodat hij van de vriendelijke en begripvolle dame aan de andere kant van de lijn kan horen dat, hij natuurlijk zal moeten wennen, maar als hij zijn kamer niet fijn vindt er altijd mogelijkheid is tot intern verhuizen als er een kamer leeg komt. Dit lijkt hem gerust te stellen. We hangen op. “Dan ga ik maar douchen” zegt hij. Ik wacht in de woonkamer en ruim ondertussen de vaatwasser in. Hij roept me, ik loop de slaapkamer in. Hij zit poedelnaakt op het bed. “Bevalt het uitzicht?” vraagt hij me. Ik moet ergens lachen, dit hoort bij dhr. Hij vindt het soms leuk wat te choqueren. Ik zeg hem dat dit niet gepast is en verzoek hem zich even aan te kleden en mij dan weer te roepen. Weer later roept hij me. Ik ga, ditmaal wat voorzichter, de slaapkamer in. Hij is keurig aangekleed. Ik vraag wat hij mee wilt nemen voor kleding, ik leg uit dat de bewindvoerder van de week zal zorgen dat de rest van zijn spullen zullen worden verhuisd, maar het op dit moment fijn is als hij voor een aantal dagen kleding en verzorgingsproducten heeft. Ik pak op zijn aanwijzing wat kleding en doe dit in de tas. Ik vraag of hij er klaar voor is om te gaan. “Nee, absoluut niet, zo kan ik niet gaan. Mijn kast moet eerst worden schoongemaakt. Zo kan ik mijn huis niet achterlaten” is de boodschap. Voorzichtig probeer ik nog aan te geven dat het hele appartement nog zal worden schoongemaakt voor het wordt opgeleverd, maar hij neemt hier geen genoegen mee. Ik weeg mijn opties af en besluit maar een fles allesreiniger en een doek te pakken en de kastdeur schoon te maken. Hij kijkt tevreden toe. Ik merk dat hij, heel begrijpelijk, zenuwachtig is. Ik pak zijn schoenen en vraag of hij er nu klaar voor is. In eerste instantie doet hij zijn schoenen aan, loopt rustig de woonkamer in en gaat weer zitten. Hij wil nu dat de keuken ook nog goed schoongemaakt wordt. Ik zucht, pak wederom de poetsdoek en haal een doekje over het aanrecht. Het scheelt dat ik de vaatwasser eerder al had gedaan. Voor hij weer iets kan bedenken om de boel te rekken, pak ik zijn jas. Ik zeg op mijn vrolijkst “zullen we dan nu gaan, ze zitten met smart op u te wachten!” Hier is geen woord van gelogen, immers stond de opname al 1,5 uur geleden gepland. Dhr. gaat mee, we lopen naar beneden, hij komt een buurvrouw tegen en vertelt opgewekt dat hij gaat verhuizen. Toch zie ik ook een traantje verschijnen. In de auto vertelt hij me dat hij het ook wel gek vindt dat hij hier nu niet meer terug komt. Ik geef aan dat het heel logisch is, we rijden naar zijn nieuwe woning. Hij ploft in de entreehal neer op een gemakkelijke stoel, krijgt koffie met een koekje en zegt “waarom duurde het eigenlijk zo lang, we moesten hier toch al om 2 uur zijn?.
Ik haal mijn schouders op en zeg, “agh zo gaan de dingen soms”.